Dio Remiëns was als pikeur werkzaam bij manege Danzig in Laren en woonde in Blaricum. In 1942 dook hij onder in Amsterdam. Hier werd hij in de PBC van G.J. van der Veen actief in het vervalsen van persoonsbewijzen. Ook werd hij lid van de verzetsgroep CS-6. Remiëns stichtte brand in onder meer een opslagplaats van stro van de Duitse Wehrmacht en in de Arbeidsbeurs in Amsterdam. Hij en zijn vriendin, PBC-medewerkster C. (Nel) van den Brink-Kossen, deelden een woning met Tom Koreman en zijn echtgenote aan Prinsengracht 876. Op 27 maart 1943 diende het perceel als basis voor de aanslag op het Amsterdamse Bevolkingsregister: de benodigde explosieven en brandmiddelen werden van hieruit vervoerd. In het voorjaar van 1943 was Remiëns, ter verkrijging van levensmiddelen, kleding, geld en persoonsbewijzen, betrokken bij een aantal "huiszoekingen" bij pro-Duitse inwoners in Baarn, Blaricum, Soest, Laren en Lage Vuursche. In maart en mei 1943 pleegde hij sabotage aan spoorlijnen. Eind juni 1943 overviel hij in Lage Vuursche een transport van distributiebescheiden. Na verraad door een informant van de Sipo uit Soest werd hij (in het bezit van twee wapens) medio juli 1943 samen met zijn vriendin in Abcoude gearresteerd, overgebracht naar Amsterdam, verhoord, door een Polizeistandgericht ter dood veroordeeld en op 1 oktober 1943 gefusilleerd.